Over groei
Moet groei? Is groei altijd goed en gewenst? Zijn er grenzen zijn aan de groei die mogelijk al overschreden zijn?
De discussie gaat meestal over economische groei. Maar is economische groei los te zien van groei van de mensenmaatschappij als geheel? Daarover de volgende bijdrage:
Groei is een kenmerk van al het leven en zeker ook van het maatschappelijk leven. Het levende systeem wordt groter doordat er meer onderdelen bijkomen. Bij groei van individuele planten en dieren gaat om toename van het aantal cellen. Bij groei van een soort gaat het om toename van het aantal exemplaren. Men wil ook wel spreken van geestelijke groei, wijzer, gelukkiger worden en van groei van kennis of intelligentie. Waardering van de mogelijke collectieve toe- of afname van dergelijke “zaken” is om te beginnen al moeilijk vast te stellen en daarnaast cultureel bepaald. Het geestelijke, emotionele welzijn is wel van belang voor de waardering van groei in het algemeen.
Sterven (afsterven) is minstens zo belangrijk. Levende systemen bevinden zich in een buitenwereld – de verzameling van dode en levende natuur die de omgeving van het systeem vormt. Die maakt het bestaan mogelijk maar bedreigt het ook. Door evolutie passen systemen zich aan de buitenwereld en veranderingen daarin aan, de niet aangepaste exemplaren verdwijnen, sterven. Daarnaast is er fysieke slijtage van biologische systemen die de levensduur begrenst; op enig moment sterven er meer cellen of raken meer cellen onklaar dan er nieuwe vervangende bijkomen.
Beschouwen we groei van het maatschappelijk leven, de samenleving, dan moeten we om te beginnen vaststellen dat die samenleving materieel gezien de gehele mensheid omvat. De arbeidsdeling via handel en transport – de economie – omvat de gehele wereld zoals tijdens recente crises steeds duidelijker naar voren komt.
De omvang van de wereldbevolking als materieel gegeven, telling van het aantal mensendieren is op zichzelf onvoldoende om de omvang van het maatschappelijk leven en eventuele groei of afname daarvan vast te stellen. Daarvoor zal op een of andere manier de kwaliteit van leven – het individuele maatschappelijke bestaan – moeten worden meegewogen.
Die kwaliteit is maar voor een klein deel op strikt materiële gronden vast te stellen. Toename van gezondheid, voedsel, fysieke veiligheid en voortplantingsmogelijkheden boven een voldoende niveau voegt weinig toe aan de kwaliteit van leven. Het kan zelfs een afname veroorzaken; culturele kwaliteit is belangrijker. Die kwaliteit is samengesteld uit meerdere factoren en wat als goede culturele kwaliteit ervaren wordt is zelf cultuurafhankelijk. De gemiddelde kwaliteit van leven in een 12e -eeuwse Europese dorpsgemeenschap zou cultureel gezien wel eens dezelfde of zelfs betere kwaliteit kunnen hebben dan de levensomstandigheden van anonieme werkers in een flat in Hongkong. De geborgenheid van een gemeenschap en de gezondheid door fysiek werk buiten zouden wel eens op kunnen wegen tegen de comfortabeler levensomstandigheden, langere levensduur en de grote hoeveelheid culturele ervaringsmogelijkheden. Dit voor zover het zin heeft kwaliteiten die ver in de tijd uiteen liggen te vergelijken. Daarbij is een belangrijke vraag of verlenging van de levensduur in alle opzichten als een positieve kwaliteit gezien moet worden. Evengoed zou een korter leven als positief voor de mensheid of culturele eenheid als geheel (voor een individu dat zich daarmee verbonden weet) positief kunnen worden gewaardeerd.
Als wereldwijde, culturen doorkruisende indicator zou de sociale en materiële status binnen de gemeenschap van een individu kunnen dienen. In een kleine voor een groot deel materieel zelfstandige gemeenschap waar iedereen elkaar kent en bekend is met elkaars kwaliteiten is de status van het individu gemiddeld hoger dan in de massamaatschappij met massacommunicatie. Daar is slechts de elite bekend en gewaardeerd (maar niet gekend). De rest is willekeurig en uitwisselbaar. Daaruit valt de stelling af te leiden dat de groei van de wereldbevolking cultureel gezien neutraal of negatief beoordeeld moet worden en de materiële extra belasting van de niet menselijke omgeving niet rechtvaardigt. Op zichzelf houdt die extra belasting al grote gevaren in voor het voortbestaan van de mensheid in die omvang die niet of slechts beperkt technologisch gecompenseerd kunnen worden. Voor zover dat wel het geval is maakt dit de mens nog afhankelijker van het wereldsysteem en beperkt het de lokale onafhankelijkheid en daarmee de mogelijkheid van het individu zijn leven zinvol vorm te geven.
Het overbrengen van groei naar dienstverlening zal de massaliteit en anonimiteit – in Museum van de Waarheid als verdere overgang van subject naar mens-object beschreven – verder doen toenemen en daarmee de gemeenschapsindex verder doen dalen. Dit moet als verdere onderwerping aan het kapitaal afgewezen worden.
Met de groei van het “Nationaal (of Regionaal of Wereldwijd) Product” zoals in valuta gemeten door de overheidsstatistieken kan op de vraag of groei positief of negatief gewaardeerd moet worden geen antwoord gegeven worden. Het feit dat immateriële factoren moeilijk te meten zijn doet daar niets aan af. Wat uiteindelijk gemeten wordt is eventuele groei of krimp van het kapitaal.
Reacties
Over groei — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>