Hoofdstuk 2 ~ Waarheid – Werkelijkheid – Macht
Dit boek poogt de maatschappelijke realiteit aan het licht te brengen die door de politieke machthebbers genegeerd wordt. In dit hoofdstuk staat het waarheidsbegrip centraal: wat is waarheid, welke soorten waarheid zijn er, hoe kan waarheid geverifieerd worden en hoe verhoudt waarheid zich tot het standpunt van degene die de waarheid verkondigt.
Wat is waarheid eigenlijk?
Waarheid is kennis van de werkelijkheid die in hoofden van mensen ontstaat door waarneming, in combinatie met het ontvangen van communicaties van anderen. Kennis wordt waar wanneer zij de effecten in de werkelijkheid voortbrengt die haar toepassing voorspelt. Kennis wordt ook waar gemaakt door macht; doordat de autoriteit er het stempel “waar” op heeft gedrukt. Als de te verwachten waarheidseffecten dan niet optreden – in strijd zijn met wat er werkelijk gebeurt – heeft de macht een probleem; haar stempel wordt ongeldig. De waarheid is een slang.
In dit museum gaat het om kennis van de bestaanswerkelijkheid van de mens; niet om de waarheid van een triviale observatie als “het regent” en ook niet om de harde waarheid van de natuurwetenschappen. De hier bedoelde waarheid ontstaat niet toevallig in het hoofd van een onderzoeker of een willekeurig persoon maar in een collectief proces van waarheidsproductie. Die productie begint met waarnemingen die vervolgens worden samengebracht in uitspraken of theorieën over de werkelijkheid.
Uitspraken over de bestaanswerkelijkheid van de mens gaan over de maatschappij en de hoedanigheden en levenswijze van individuen en groepen van mensen die deelnemen aan de maatschappij. In het dagelijks spraakgebruik gaat het om de gammawetenschappen; wij hebben het verder over kennis van de maatschappij, waarbij kennis van de hoedanigheden van het individu en de geschiedenis uitdrukkelijk worden ingesloten.
De productie van kennis is nooit een neutrale activiteit; dat de werkelijkheid via waarneming direct de hersenen zou binnendringen klopt niet. Er is kennis nodig om tot waarneming te komen en door het vermeerderen van die kennis wordt de waarneming op haar beurt veranderd. De maatschappij is gebaseerd op taakverdeling tussen mensen en die taakverdeling is altijd gebaseerd op macht. Om macht te kunnen uitoefenen, macht te behouden of aan de macht te komen is kennis van de machtsverhoudingen en methoden een vereiste. Het kennisgevecht om de macht zouden we politiek kunnen noemen.
Kennis van machtsverhoudingen en van methoden van machtsuitoefening vormen de basis voor kennis van de maatschappij. Het is begrijpelijk dat de heersende macht haar werkwijze niet wil toegeven, of in ieder geval niet openbaar maakt. Machtsuitoefening is een voorwaarde voor het bestaan van iedere maatschappij en daarmee niet iets waar men zich voor moet schamen. In vroeger tijden deed men dat ook niet. Integendeel, de vorst, de HEER was luisterrijk. In onze (post)moderne wereld is macht vies geworden en moet haar werkwijze verborgen worden. Aangezien de heersende elite ook het proces van waarheidsproductie stuurt is het bijzonder lastig om kennis over de machtsmechanismen te produceren en vooral om die kennis te verspreiden en toe te passen.
Eeuwenlang werd de waarheid over de aard van het bestaan van de mens door de Abrahamitische, monotheïstische godheid bezeten. Via profeten en priesters werd die waarheid aan de koning en vervolgens aan het volk verkondigd, bijvoorbeeld de tien geboden of allerlei openbaringen. De Verlichting bracht een radicale verandering: de waarheid werd op de ratio – het menselijk verstand – gebaseerd. Zij behield echter haar absolute karakter, dat nu ontleend werd aan de successen van de natuurwetenschap. Pas begin 20e eeuw begon het geloof in absoluut ware kennis af te brokkelen en vanaf de jaren zeventig verklaarde het postmodernisme de individuele mens eigenaar van zijn eigen waarheid. Die daarmee aan rationele discussie onttrokken werd.
In het Museum van de Waarheid gaat het in de eerste plaats om de hiervoor genoemde kennis van de maatschappij en in het bijzonder om kennis van machtsverhoudingen en machtsmethoden. Het individu – de persoon – wordt niet in de eerste plaats vanuit het eigen beleven begrepen, maar vanuit de manier waarop die persoon onderdeel is van de maatschappij: hoe het in de machtspraktijken is opgenomen. Samengevat gaat het om kennis van de menselijke conditie.
Kennis van de menselijke conditie verschilt fundamenteel van kennis van de natuur. Zij kan niet met een herhaalbaar experiment geverifieerd worden. De maatschappelijke totaliteit ontwikkelt zich onder invloed van die kennis oncontroleerbaar, waarmee die totaliteit in een nieuwe toestand komt die het waarheidsgehalte van de kennis ondermijnt. Voorbeelden zijn het Milgram experiment en het daaraan gerelateerde Stanford gevangenis experiment, die door hun bekendheid niet meer herhaald kunnen worden. Een heel ander voorbeeld zijn algoritmes voor (geautomatiseerde) handel op de beurs die enige tijd winstgevend zijn, maar op het moment dat een groot deel van de handel op basis van hetzelfde algoritme plaatsvindt niet meer tot het voorspelde effect maar tot grote problemen leiden. Het waarheidsgehalte van menswetenschappen is vele malen geringer dan dat van de natuurwetenschappen en is in de tijd begrensd.
Kennisproductie
Evenals kennis van de natuur begint kennis van de menselijke conditie met geaggregeerde waarneming en wordt op grond van die waarneming een theorie ontwikkeld waarmee de waargenomen ontwikkelingen beïnvloed zouden moeten kunnen worden. Zo verzamelt het CPB (Centraal Planbureau) kennis over de economie en verwerkt die tot een model (theorie) waarmee gevolgen van politiek handelen zichtbaar gemaakt worden.
Zowel het verzamelen van gegevens als de interpretatie daarvan in een model of theorie en tenslotte de verspreiding van de kennis worden gestuurd en beperkt door de handelingsmogelijkheden en -wensen van de macht, de politiek. Dit geldt zowel voor de menswetenschap als de natuurwetenschap, al zijn bij die laatste de stuurmogelijkheden beperkt en indirect. De voornaamste methode waarmee de macht kennisproductie stuurt is dat zij de (maatschappelijke) positie – de maatschappelijke afhankelijkheden – bepaalt van de onderzoeker of wetenschapper. Het al dan niet toekennen van financiering is hiertoe het belangrijkste instrument. De kennisproductie en de daarop volgende kennisverspreiding wordt door macht gecontroleerd en daarmee verkrijgt kennis haar waarheid in de eerste plaats doordat de macht daar het stempel “waar” op drukt.
Daarmee vormt de macht tot op zekere hoogte haar eigen werkelijkheid. Dat kan ver gaan zoals in 1984 van George Orwell beschreven als Winston op bevel verklaart vijf vingers te zien als antwoord op de vraag hoeveel twee plus twee is. Op het moment dat met dat bevel een huis gebouwd wordt dan zal dat over het algemeen instorten of niet eens gerealiseerd kunnen worden. Op dat moment blijkt dat de kennis waarvan de macht heeft verordonneerd dat het waar is – namelijk dat 2+2 voortaan 5 is (waarbij niet de betekenis van 4 en 5 verwisseld worden) – niet tot het gewenste resultaat (gebouw) leidt. Die uitspraak blijkt achteraf onwaar. 2+2 = 4 is kennis van de natuur, van de aard van materie en is daarmee in wezen voor de macht niet te betwisten. Dit voorbeeld is niet uit de lucht gegrepen. Onder Stalin heeft daadwerkelijk met het Lysenkoisme[1] een dergelijke mislukte ingreep in de natuurwetenschap plaatsgevonden.
Naarmate de kennis zelf van meer maatschappelijke aard is – bijvoorbeeld de mogelijke economische ontwikkelingen zoals die voorspeld worden door het CPB – wordt die kennis bij voorbaat betwistbaarder en is het machtswoord van groter belang om het als waarheid, als argument voor handelen te kunnen hanteren. Op basis van die kennis wordt door de macht gehandeld, bijvoorbeeld bij het vaststellen en debatteren over de begroting.
Als de voorspelde ontwikkeling achterwege blijft wordt de kennis onwaar en daarmee de reputatie van de kennisproducent en de heersende macht ondermijnd. Naarmate de praktische gevolgen voor de burgers van de foutief gebleken kennis ingrijpender zijn, leidt dit tot meer mogelijkheden voor verzet, het vormen van een tegenmacht die vanuit haar standpunt waarheid produceert. Vanwege de noodzaak die waarheid als kritiek op de waarheid van de heersende macht te formuleren zijn er kansen om tot een hoger waarheidsgehalte te komen. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden tot waarheidsvinding, de capaciteiten van de daarvoor ingezette intellectuelen en de vrijheid van meningsvorming.
Materialisme
Er bestaat één werkelijkheid (wereld, heelal), in tijd en ruimte oneindig uitgestrekt. De mensheid als “kennend subject” op de “planeet” “aarde” in het “nu” is een integraal onderdeel van die totale werkelijkheid. Een in fysiek opzicht onmeetbaar klein onderdeel van het totaal, maar als kennend subject dat het geheel waarneemt zeer uitzonderlijk.
Er moet met nadruk op gewezen worden dat dit kennende subject inclusief de kennis zelf materieel van aard is en tot het totaal van de oneindig uitgestrekte werkelijkheid behoort. Mocht het materiële substraat waar de kennis in is opgesloten (in ons geval de mensheid, inclusief de door haar geproduceerde artefacten) om een of andere reden ten onder gaan, dan verdwijnt daarmee de kennis. Dat wil niet zeggen dat daarmee de totaliteit van de natuur anders gaat functioneren, enkel omdat de wetten niet meer gekend worden. Dit is de kern van materialisme dat in tegenstelling staat tot (filosofisch) idealisme waarbij een geest, ziel, bewustzijn wordt verondersteld die onafhankelijk van een materiële drager bestaat en zo de wetten van de natuur als eeuwige wetenschap definieert waaraan de natuur blijft “voldoen” na een eventueel verscheiden van de kennende mensheid. Net als alle wetten zijn ook natuurwetten een menselijk construct en dat blijven ze ook, hoe waar ze ook zijn. De natuur blijft op dezelfde manier functioneren ongeacht de wetmatigheden die de mensheid al of niet ontdekt heeft. E = mc2 blijft menselijke kennis die slechts door haar praktische toepassing door die mens van enig belang is.
De tegenstelling tussen het minuscule maar schijnbaar unieke kennen en de oneindige uitgestrektheid van het bestaande is de bron van veel misverstand over de waarheid. Op haar beurt is de verzamelde kennis een resultaat van duizenden jaren geaccumu-leerde communicatie. Het is een collectief bezit waarvan een individu slechts een beperkt aandeel kan “bezitten” – dat wil zeggen op een vindbare plaats in het geheugen hebben. De geaccumuleerde kennis is zelf deel van het totale bestaan. Er bestaat geen eenduidige door de gehele mensheid gedeelde kennis van de werkelijkheid; er is groot verschil in kennis tussen individuen en collectieven.
Communicatie
Alle woorden, zinnen, beelden, enz. zijn door de mensheid in omloop gebrachte uitdrukkingen, in de eerste plaats bedoeld om kennis over de toestand van de werkelijkheid en voorstellen tot handelen aan elkaar door te geven: communicatie. Een waarheid, een uiting van waarneming, heeft geen functie buiten het maatschappelijk verkeer. Per definitie zijn al deze communicaties onderscheidend. Ze verklaren iets over een bepaalde toestand en maken daarmee onderscheid tussen die toestand en allerlei andere mogelijke toestanden. Tevens dienen communicaties betekenisvol te zijn in de zin dat zij een mogelijke toestand van de werkelijkheid weergeven die door de ontvanger (lezer) als zodanig begrepen kan worden. Dat begrip is in ieder geval mogelijk als een zin of betoog een volgens de logica – de ratio – sluitend geheel is. Echter, als een onlogische of intern tegenstrijdige stand van zaken beschreven moet worden – en dat geldt in de eerste plaats voor de beschrijving van een maatschappelijke of menselijke toestand – kan een zin die niet voldoet aan de eisen van de logica daar inzicht in geven, bijvoorbeeld in een gedicht of een grap.
Om bruikbaar te zijn dienen communicaties over de toestand ook waar te zijn. Dat een communicatie betekenisvol is betekent nog niet dat die ook waar is. “Als de hemel naar beneden komt heeft iedereen een blauwe hoed” is betekenisvol maar daarmee nog niet waar. Ontvangen van ware communicatie leidt tot een toename van kennis bij de ontvanger. Daarmee kan de ontvanger beter handelen: ingrijpen in de werkelijkheid. De triviale communicatie “Het regent” stelt de ontvanger in staat zijn regenjas aan te trekken.
Een verzameling ware nuttige uitspraken noemen we kennis. Er ontstaat meer en betere kennis door aggregatie. Eerdere waarnemingen worden via talige communicatie geaggregeerd tot kennis. Die aggregatie vindt afwisselend plaats binnen het hoofd van een individu (nadenken, onthouden) en tussen individuen (mondelinge of schriftelijke overlevering). Sinds het ontstaan van de moderne computer vindt deze aggregatie ook daar plaats en leidt tot AI, Artificiële Intelligentie. Aan die intelligentie is niets artificieels; het enige is dat die zich niet in een menselijk brein bevindt, zich afspeelt. De waarnemer hoeft zo geen menselijk individu te zijn. In de moderne tijd gaat het voor de complexere waarnemingen die gebaseerd moeten zijn op reeds verworven kennis om een samenstel van mensen en computers.
Waarheid is relatief
Waarheid is per definitie relatief, gebonden aan tijd, plaats en de kwaliteit van de observatie – heeft de waarnemer wel een optimaal standpunt ingenomen?; de juiste protocollen gebruikt?; de instrumenten op de juiste manier ingesteld?; de omstan-digheden voldoende gecontroleerd? En dan is er nog de interpretatie van de waarneming die gedeeltelijk al tot de waarheidsvinding zelf gerekend kan worden. De kwaliteit is bovendien afhankelijk van de door de waarnemer opgedane kennis uit eerdere waarnemingen. Het is daarmee duidelijk dat waarheidsproductie beïnvloed kan worden door belangen.
Naarmate het waarheidsgehalte van een uitspraak — bericht, frase, theorie, rapportage — hoger ligt is de bruikbaarheid groter. Dit is de belangrijkste maatstaf voor waarheid. We zouden kunnen spreken van een waarheids-effect dat zich in een verandering van de werkelijkheid manifesteert. Misschien is het beter de zaak om te draaien: naarmate een uitspraak praktisch bruikbaarder is, is haar waarheids-effect groter. Zolang de ontdekking van een nieuw subatomair deeltje niet tot een praktische toepassing leidt is het waarheids-effect feitelijk nul. De vervaardiging en ontploffing van de atoombom bracht een enorm waarheids-effect aan de theorieën en berekeningen die dat mogelijk maakten tot stand. Aan de andere kant kan dubieuze waarheid zeer wel bruikbaar zijn.
Een principiële grens aan het kenvermogen van de mensheid is dat de plek die kennis van alle gedetermineerde werkelijkheidstoestanden in een eventueel collectief bewustzijn zou moeten innemen even groot moet zijn als het gekende zelf. Absolute ware kennis is een onmogelijkheid. Het minuscule constateren van de precieze afloop van een fysieke gebeurtenis, bijvoorbeeld het vallen van een enkele regendruppel, is geen kennis maar een waarneming. Kennis neemt per definitie het karakter aan van wetten, regels of theorieën: “Als het regent wordt het nat”.
Zoals eerder opgemerkt kan kennisproductie beïnvloed worden en zo minder ware of zelfs onware “kennis” opleveren, die als ware kennis wordt verkocht. In de moderne maatschappij is het voor een individu onmogelijk om de waarheid van een niet-triviale uitspraak zelf te controleren. De waarheid van een uitspraak wordt voor de gewone burger afgemeten aan de status van de bron: naarmate de reputatie – de status van betrouwbaarheid – van een bron groter is, is de kans dat een kenniscommunicatie van die bron waar is groter. Naarmate de verkondigde waarheid in meer directe tegenstelling is met de beleefde werkelijkheid of de belangen van de burger te zeer schaadt, ontstaat er een opening waarmee aan de waarheid getwijfeld kan worden en andere bronnen een kans krijgen. Uiteindelijk wordt reputatie bepaald door het succes van handelen op basis van de aangegeven kennis.
Reacties
Hoofdstuk 2 ~ Waarheid – Werkelijkheid – Macht — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>