Hoofdstuk 4 ~ Het postmoderne individu
Disciplinering
Disciplinering is het fundament van menselijke samenwerking en daarmee van iedere menselijke samenleving. Disciplinering neemt toe naarmate de samenleving in omvang en complexiteit toeneemt. Om te begrijpen hoe een samenleving functioneert, bijvoorbeeld de wijze waarop waarheid wordt geproduceerd zoals uiteengezet in de vorige hoofdstukken, is kennis van disciplinering essentieel.
Een mensendier wordt mens door opvoeding en scholing. Opvoeding en scholing berusten op het belonen van goed en het bestraffen van fout gedrag: disciplinering. Ook andere dieren kunnen (door de mens) worden afgericht of getraind op gedrag dat ze van nature niet vertonen. Op het moment dat het mensendier wordt ingevoegd in het talige domein ontstaat er een fundamenteel, niet te overbruggen onderscheid met het dierenrijk. Het talige domein bestaat niet alleen uit woorden, maar uit alle uitingen zoals getallen, formules, muziek, beeld, kleding waar door de mens betekenis aan is en wordt gegeven.
Eerste fase
In het eerste levensjaar verschilt de disciplinering van het mensendier niet fundamenteel van de wijze waarop de mens dieren conditioneert. Conditionering is het sturen van gedrag op basis van aangeboren reflexen. Aan het eind van het eerste levensjaar begint deelname aan de hiervoor genoemde symbolische communicatie: talige communicatie neemt meer en meer de plaats in van fysieke disciplinering. Ergens rond het vijfde levensjaar beseft het kind dat het een zelfstandig mens – een “ik”, een subject – is en kan het direct worden aangesproken voor het leren van gedragsregels, waarden en wetten: de eigenlijke disciplinering. Dat is het moment van afsplitsing van de mens van de rest van het dierenrijk. Het paradijs van de onschuld is verlaten.
Disciplineren is het uitoefenen van macht; bij de aanvang van de opvoeding op het dier en later in de opvoeding op de inmiddels tot ontwikkeling gekomen (on)volwassen mens. Bij de conditionering is er de fysieke macht van degene die de zuigeling van eten, drinken, emotionele zorg en fysiek welbevinden voorziet; door het wegnemen van ongemak, een streling, gezichtsuitdrukking, geluid of lekkernij kan gewenst gedrag beloond worden. Door het onthouden van positieve aandacht of een agressieve gezichtsuitdrukking of geluid of het bezorgen van pijn wordt ongewenst gedrag afgestraft. De verzorger heeft een absolute macht over de boorling.
De zorgende taak wordt in de meeste gevallen door de fysieke moeder vervuld. Dat ligt in het verlengde van biologische hoedanigheden van de vrouw en levert meestal de beste resultaten op. Dit is wereldwijd het uitgangspunt, behalve in onze postmoderne cultuur, waar het geacht wordt niets uit te maken of een ander persoon als eerst verzorgende en opvoeder optreedt. In deze fase dient de verzorgende persoon zelf ook verzorgd en beschermd te worden. Van oudsher de taak van de man die daar het beste voor is toegerust. Contact met de buitenwereld wordt zo in de eerste plaats zijn taak.
Tweede fase
Naarmate verzorging overgaat in opvoeding – als het kind gedisciplineerd moet worden voor deelname aan de maatschappij – wordt de taak van de man uitgebreid met een aandeel in die opvoeding, met name die van jongens. Er ontstaat een taakverdeling waarbij de man jaagt, vist, het vee hoedt, diensten aan de heer verleent, in een latere fase een ambachtsman, handelsreiziger, priester, bard, nar, matroos of soldaat wordt en in de afgelopen eeuwen in toenemende mate in loonarbeid werkt. De vrouw zorgt voor huis en haard en werkte mee in het boerenbedrijf (evenals oudere kinderen); zij verrichtte ook thuiswerk zoals spinnen, weven en naaien. Later werkte zij mee in winkel of herberg. Het was niet uitgesloten dan een vrouw een mannenrol vervulde, al kwam het weinig voor. Dat een man de vrouwenrol vervult bleef lang een hoge uitzondering en is ook nu nog niet gebruikelijk. De verzorgende taken kunnen in deze fase goed vervuld worden door familieleden, zoals grootouders, en oudere broers en zusters. Opvoedende taken kunnen deels buiten de familie plaatsvinden, maar het ouderlijk gezag en de ouderlijke verantwoordelijkheid bleef lang uitgangspunt. Het geleidelijk loslaten daarvan leidt tot veel problemen.
In de industriële samenleving bleef de taakverdeling tussen man en vrouw bestaan, hoewel in de aanvang vrouwen (en kinderen) vaak genoodzaakt waren tot werk in loondienst. In de loop van de negentiende eeuw werd de man kostwinner en werd de vrouw huisvrouw en moeder, zij het dat huishoudelijk werk voor derden of thuiswerk – bijvoorbeeld inpakwerk – vaak noodzakelijk bleven. De man kwam op grotere afstand van het gezin te staan. Dat had maar beperkte gevolgen voor zijn rol in de opvoeding.
In onze postmoderne wereld is er een dominante minderheid die meent dat het allemaal niet uitmaakt of opvoeding plaats vindt door een moeder of vader alleen, door twee mannen, twee vrouwen, wisselend bij verschillende (groot)ouders of grotendeels in een crèche. Ook in de eerste fase. Bovendien zijn door het postmoderne feminisme veel mannen onderworpen aan de vrouwelijke empathie waardoor ze hun mannelijke rol niet meer goed vervullen. Toename van paarvorming op basis van emotie en empathie – liefde – ten koste van taakverdeling en lotsverbondenheid leidt tot veel eenoudergezinnen. Opvoeding komt meer en meer in handen van professionele partijen, die meestal aan het onderwijs gelieerd zijn. In het onderwijs en aanverwante instituties zijn in het Westen inmiddels overwegend vrouwen werkzaam, hetgeen disciplinering – in het bijzonder van jongens – schaadt. De rol van empathie en persoonlijkheid wordt groter, die van normbesef, kennis en kunde kleiner.
Vervolg
De verdere opvoeding, scholing, en uiteindelijk de zelfstandige deelname als volwassen persoon aan het maatschappelijk verkeer leidt tot een permanente onderwerping aan de machtssystemen die het functioneren van de maatschappij als geheel mogelijk maken. Lichamelijk geweld (waaronder opsluiting of onthouding van levensvoorwaarden) en lichamelijke beloning worden steeds meer het uiterste middel dat eigenlijk niet gebruikt kan worden. Verdere disciplinering vindt via de taal plaats door het internaliseren van normen, verbonden in ideologische verhalen, bijvoorbeeld een godsdienst, die het individu zijn plaats in de maatschappelijke orde aanwijzen en doen accepteren.
Het als straf beperken van de middelen van bestaan of als beloning toekennen daarvan speelt nog een belangrijke rol, maar in de moderne opvoeding en het dagelijks leven is machtspolitiek op basis van erkenning, status en manipulatie van psychisch welbevinden steeds belangrijker geworden.
Fysiek, direct op het lichaam uitgeoefend geweld is het monopolie van de staat. Dit wordt slechts ingezet bij misdaad en opstandigheid en ander verzet van de kant van de burgers. Bij die opstandigheid gaat de overheid vaak selectief te werk. Indien demonstraties en publiek geweld in de strategie van de macht passen wordt niet of zacht opgetreden of wordt het zelfs ondersteund. Verzet tegen de macht wordt op gewelddadige manier afgestraft. Dit blijkt uit het aan de ene kant stimuleren van geweld en roof door de BLM beweging in de VS en het onder goedkeurend oog van de macht solidair daarmee demonstreren in Amsterdam, terwijl aan de andere kant keihard wordt opgetreden tegen de Gele Hesjes in Frankrijk en de anti-lockdown demonstraties in Nederland en elders. Als individuele strafmaatregel heeft modern statelijk geweld de vorm van opsluiting, bewegingsbeperking, boete of dwangarbeid.
Geen enkele samenleving kan zonder disciplinering; alleen gedisciplineerd kunnen individuen bijdragen aan de voortzetting van het maatschappelijk geheel. Iedere menselijke relatie is uiteindelijk een machtsrelatie. Iedere ontmoeting wordt door de mogelijkheden voor en van een dergelijke relatie bepaald.
In het volgende [hoofdstuk Eigendom is Macht] wordt het moderne machtssysteem vanuit de instituties geanalyseerd. Hier wordt beschreven met welke mechanismen dit machtssysteem voor dat systeem bruikbare individuen produceert; de technieken die toegepast worden in individuele machtsrelaties.
Iedere relatie is een machtsrelatie
Machtsrelaties zijn van oorsprong relaties tussen subjecten. Meester en slaaf, vorst en onderdaan, ouder en kind, vader en moeder, politieagent en burger. Naarmate loonarbeid, regulering en taakverdeling verder voortschrijden en geautomatiseerd worden, worden relaties meer en meer geobjectiveerd. Stoppen voor een stoplicht is een machtsrelatie tussen een in een object omgezet bevel en een verkeersdeelnemer, die daarmee evenzeer een object is geworden. De sanctie op overtreding door middel van een geautomatiseerde boete is eveneens een object-object relatie. Dit in tegenstelling tot een “oom agent” die een boete uitdeelt maar ook kan volstaan met een bestraffend gesprek.
Om een objectrelatie te worden hoeft een relatie niet geautomatiseerd te worden. In de mate waarin wet- en regelgeving niet alleen de norm bepaalt, maar ook de wijze waarop de norm moet worden toegepast, wordt een relatie geobjectiveerd. Het is inmiddels bovengenoemde agent vaak niet meer toegestaan een bestraffend gesprek te voeren. Enerzijds betekent dit dat men niet meer is overgeleverd aan willekeur bij machtsuitoefening; anderzijds zullen de regels niet op iedere situatie van toepassing kunnen zijn en daarmee tot een onjuiste en daarmee weer willekeurige behandeling leiden. Men is dan overgeleverd aan de willekeur van de regelmaker. Hoe dan ook zorgt iedere toename van regulering voor verdere toename van de objectivering van de mens. En daarmee voor een afname van de essentie van het mens-zijn: het zelfstandig handelende subject dat zijn relaties met andere subjecten zelf mede vorm kan geven. Dit is misschien wel de essentie van wat vrijheid wordt genoemd.
Meerzijdige machtsrelaties
In kleinschalige gemeenschappen kent men elkaar persoonlijk, men is vaak aan elkaar verwant en normen en waarden zijn informeel en flexibel. Het “ieder naar vermogen” spreekt min of meer voor zichzelf. En ook de zorg voor de minder vaardigen, ouderen, gehandicapten – een beperkte vorm van “ieder naar behoefte” – komt door intermenselijke relaties zonder veel dwang tot stand. Een staat is niet nodig en ook niet mogelijk; het is een soort communisme. De middelen waren in dergelijke gemeenschappen in het algemeen beperkt, maar ook daar op grond van machtsverhoudingen ongelijk verdeeld. In dergelijke gemeenschappen zijn machtsrelaties tussen individuen vaak meerzijdig, hetgeen wil zeggen dat iedereen meerdere taken heeft waarin hij de ene keer de voorman of meester is en de andere keer de hulp of slaaf.
Door bevolkingstoename, migratie naar de steden en toenemend individualisme zijn deze kleinere en ook de wat grotere gemeenschappen – zoals een buurt in een stad — inmiddels uitzondering. Ook de laatst overgebleven gemeenschapsvorm van enige betekenis – het gezin – is aan het verdwijnen. De wereld bestaat nog uit losse individuen die niet als subjecten maar als door loonarbeid geformeerde objecten samenwerken.
Het uiteindelijke doel van moderne disciplinering is het zelfsturend individu: een individu dat met een minimum aan instructie en toezicht en daarmee met een minimum aan menselijk contact de gewenste activiteiten ontplooit. Die activiteiten betreffen niet alleen eenvoudige handmatige werkzaamheden met een repetitief handmatig karakter zoals het geval was in de vroege fase van het kapitalisme – eufemistisch de industriële revolutie genaamd – , maar in toenemende mate complexere taken en hoofdarbeid. Veel hoofdarbeid stelt niet veel meer voor. Met stroomdiagrammen worden belastingambtenaren en helpdesk medewerkers geïnstrueerd. Daarvan afwijken is niet toegestaan en zelf nadenken wordt niet verlangd, ontmoedigd of zelfs verboden. Het belangrijkste is het introduceren van een onderdanige gehoorzaamheid waarmee de instructies worden uitgevoerd. Langs die weg wordt de leiding afgeschermd van de “objecten” burger, werknemer en consument in callcenters en afdelingen personeelszaken.
Eenzijdige machtsrelaties
Naarmate een maatschappij complexer wordt – werkzaamheden worden over steeds meer individuen verdeeld – worden er andere eisen aan individuen gesteld. De disciplinering in opvoeding, scholing en het uiteindelijk functioneren in maatschappelijk verband
Reacties
Hoofdstuk 4 ~ Het postmoderne individu — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>