Hoofdstuk 5 ~ Over vrijheid, gelijkheid en broederschap
Vrijheid, gelijkheid en broederschap – de leuze van de Franse Revolutie – kunnen gezien worden als de kernwaarden van de moderne maatschappij en de grondslag van de parlementaire democratie. Daarbij moet opgemerkt worden dat deze kernwaarden zowel door liberalen als socialisten als uitgangspunt gehanteerd worden en dat geeft al aan dat die kernwaarden niet zonder problemen zijn. Die komen hier aan de orde.
Vrijheid
Vrijheid is een belangrijke voorwaarde voor een democratische rechtsstaat. Partijen en bewegingen hebben nogal eens vrijheid in de naam opgenomen. Bij liberale bewegingen en partijen is dat niet vreemd: liberaal is afgeleid van het Latijnse woord voor vrij. De politieke betekenis is “een zo gering mogelijke overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven voorstaand”. Daar komt steeds minder van terecht.
Keuzevrijheid in de levensvervulling
Vrijheid om te kunnen kiezen welke rollen of functies men in de samenleving vervult en hoe die rollen in te vullen, wordt als belangrijke vrijheid gepresenteerd en ervaren. Zoals uit het vorige en volgende hoofdstuk blijkt, wordt de mens gedisciplineerd en opgenomen in de verschillende instituties van de samenleving. Daaruit kan worden afgeleid dat de vrijheid voor veruit de meeste mensen uiterst beperkt is. “Vrijheid” wordt stelselmatig misbruikt om mensen de schuld te geven van hun falen of om successen als een eigen prestatie te claimen. Oudere maatschappijvormen kenden dit vrijheidsbegrip nauwelijks. Men accepteerde dat men opgesloten zat in zijn maatschappelijke rol en slechts een enkeling wist daaraan te ontsnappen. Men is een subject, onderworpen aan de hogere machten van het lot en de goden, in de praktijk vertegenwoordigd door de vorst en de hogepriester.
Naarmate de maatschappij complexer wordt, specialisatie en arbeidsdeling toenemen, zijn er meer gelijkwaardige mogelijke rollen en ontstaat er werkelijke keuzevrijheid. De belangrijkste rollen in deze maatschappij zijn die waarmee men in zijn levensonderhoud voorziet; voor de meeste mensen gaat het om betaalde werkzaamheden. De keuzevrijheid voor een dergelijke rol wordt om te beginnen ingeperkt door kwalificatie. Niet alleen vereisten van vakbekwaamheid of kennis zijn van belang; allerlei persoonskenmerken zoals uiterlijk, leeftijd, karakter zijn ook bepalend, zeker naarmate het een belangrijker rol, een hogere functie betreft. Of men voldoende gekwalificeerd is wordt bepaald door aanleg, afkomst, opvoeding, training en fysiek. Daarnaast is de sociale status – het netwerk – een belangrijk gegeven voor de keuzemogelijkheden van het individu. De belangrijkste hoedanigheid voor een persoon is de maatschappelijk-economische positie en juist op dat terrein is voor veruit de meeste mensen de keuzevrijheid minimaal.
Bij handelingsruimten die buiten het domein van de economie — de maatschappelijk erkende werkzaamheden — vallen zijn de mogelijkheden wat groter, hoewel die door de economische positie in hoge mate begrensd worden. Zoals bijvoorbeeld blijkt bij partnerkeuze of sportbeoefening. Overigens zijn veel van deze rollen, bijvoorbeeld die van huisvrouw of -vader, of van vrijwilligerswerk, wel degelijk van maatschappelijk belang al worden ze niet betaald. Ook voor dergelijke rollen dient men over voldoende kwaliteiten te beschikken om die rol te vervullen.
Het maken van een keuze voor een bepaalde rol heeft als gevolg dat de vrijheid voor een volgende keuze geminimaliseerd wordt. Men kan een andere baan zoeken, maar een ander beroep is minder eenvoudig. Eenmaal getrouwd is het aangaan van een andere relatie lastig. Eenmaal serieus gekozen voor voetbal wordt een overstap naar tennis onwaarschijnlijk. De invulling van de rol zelf is binnen de organisatie of binnen het samenlevings- of samenwerkingsverband meestal aan veel beperkingen — spelregels, normen en gewoonten — onderhevig.
De andere kant van de keuzevrijheid van het individu is de keuzevrijheid van een organisatie, een werkgever of ander samenwerkings- of samenlevingsverband, om te bepalen wie het wil aannemen of toelaten, en hoe diens activiteiten of werkzaamheden te regelen en te belonen. Dergelijke keuzes zijn per definitie gebonden aan het maken van onderscheid: discriminatie. Er zouden hier slechts minimale beperkingen in de keuzevrijheid mogen worden opgelegd, waarbij het niet reëel is te verlangen dat uiterlijk, gedrag, levensovertuiging, fysieke capaciteiten en afkomst géén rol mogen spelen. Lees daarover verder in Verschil moet er zijn.
De (klassiek) liberale wens van het terugbrengen van overheidsbemoeienis hoeft zeker niet een toename van vrijheden voor allen in te houden. Voor de enkeling – vooral de ondernemer – wel, maar voor de loonafhankelijke niet en voor de uitkeringsafhankelijke al helemaal niet. De toch al beperkte vrijheden worden verder beperkt als men regels instelt voor de vertegenwoordiging van bepaalde groepen in bepaalde functies of – omgekeerd – eist dat een rol voor iedereen toegankelijk moet zijn, bijvoorbeeld dat vrouwen van iedere biljartclub lid moeten kunnen worden.
Voortplanting en opvoeding en de daarbij behorende vrijheden, verantwoordelijkheden en verplichtingen is een onderwerp dat een aparte beschouwing waard is, maar het is duidelijk dat vrijheden beschermd moeten worden in evenwicht met maatschappelijke belangen. In Help! Ik ben een mens! is een eerste afbakening van dit probleem geschetst.
Vrijheid van gedrag
Een tweede vorm van vrijheid is die van persoonlijk gedrag: mogen roken, drinken, vet en suikerrijk eten, zich naar eigen inzicht kleden, en presenteren; zich in vrijheid mogen gedragen, bijvoorbeeld overdreven hardlopen of bergen op fietsen, mogen gaan en staan waar men wil, zo hard mogen autorijden als men wil. En, uiteindelijk, recht op de beëindiging van het eigen leven. Vrijheid van consumptie, kunnen aanschaffen en gebruiken wat men wil; uiteraard begrensd door het aanbod en de eigen middelen is een belangrijke vereiste voor vrijheid van gedrag. Voor veel mensen is het budget beperkt en daarmee de vrijheid van consumptie.
Om een dergelijke vrijheid te realiseren dient de staat zich zo veel mogelijk te onthouden van voorschriften omtrent “gezond leven”, terughoudend te zijn met de subsidiëring van gewenste of belasting van ongewenste consumptie en voorschriften voor gedrag. Wat betreft de gevolgen voor gezondheid zou slechts bepaald moeten worden dat de gevolgen van ongezond gedrag voor rekening van de persoon zelf zijn en anderen er niet onvrijwillig schade van mogen ondervinden. Slechts voor een acute en duidelijk aanwijsbare bedreiging mag verder worden ingegrepen, onder de voorwaarde dat het duidelijk is dat een dergelijke ingreep werkzaam en proportioneel is. Verder dient de staat toezicht te houden op de kwaliteit van het aanbod en veilig en concurrerend verkeer op de markt. Tenslotte dient de staat zorg te dragen voor een zo neutraal mogelijk karakter van de publieke sfeer en is zij verantwoordelijk voor veiligheid in de openbare ruimte en het verkeer. Zij dient uit dien hoofde de nodige beperkingen op te leggen aan gedrag en die te handhaven om de vrijheid van het individu niet in gevaar te brengen door misdragingen van anderen. Het is duidelijk dat de Nederlandse staat hier in veel opzichten faalt.
Vrije deelname aan de politiek
Het individu neemt deel aan het politieke proces door actief of passief aan verkiezingen of de publieke discussie deel te nemen. De mogelijkheden tot deelname staan zwaar onder druk. Dit onderwerp wordt in andere hoofdstukken behandeld.
Socialistische vrijheid
Socialisten lijken in theorie een wat serieuzere kijk op vrijheid te hebben. De kern is de verplichting je werkkracht te verkopen om te kunnen bestaan en dat is een zeer beperkte vrijheid. Volgens communisten zou die verplichting opgeheven kunnen en moeten worden. In de ideale “communistische maatschappij” draagt iedereen uit vrije wil naar vermogen bij en ontvangt naar behoefte. Feitelijk wordt hiermee de noodzaak van machtsrelaties voor de arbeidsdeling ontkend. Het zou niet nodig zijn dat een directie bepaalt wie wat doet. Een eerlijker, rechtvaardiger aanstellings- en wervingsproces is zeker mogelijk en zal een positieve invloed op de keuzemogelijkheden van een individu kunnen hebben. Maar de moderne complexe arbeidsdeling is ondenkbaar zonder een machtsstructuur.
De sociaaldemocratie, het hedendaagse ondermaatse politieke restant van socialisme werkt niet aan een betere machtsstructuur. Men probeert met allerlei rechten en regels een betere situatie te creëren zonder de uitgangspunten bij de selectie werkelijk aan te pakken. Daarbij heeft men er geen oog voor dat maatschappelijk gezien onder deze condities vrijheid een nulsomspel is. Wat aan de een als mogelijkheid wordt toegekend wordt een ander tekort gedaan.
Een andere uitkomst die ook wel wordt gesuggereerd is dat de productie zover geautomatiseerd is dat een overvloed aan vrije tijd ontstaat. Het is zeer de vraag is of een overmaat aan “vrijetijdsbesteding” – activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van de maatschappij en die daarom niet maatschappelijk gewaardeerd behoeven en meestal ook niet zullen worden – een voor het individu bevredigende vorm van levensbesteding kan vormen. Het verkrijgen van likes op Facebook zal op termijn niet als serieuze waardering gevoeld kunnen worden.
De conclusie kan getrokken worden dat het met de vrijheid, of die nu van links of van rechts komt, niet best gesteld is.
Gelijkheid
Keuzemogelijkheden worden in de politieke praktijk meestal kansen genoemd. Het uitgangspunt voor bijna alle politieke partijen is om die kansen voor iedereen zo veel mogelijk gelijk te laten zijn. In plaats van gelijkheid wordt hiervoor meestal gelijkwaardigheid gebruikt. Het benutten van die kansen zou dan resulteren in verschillende uitkomsten waardoor men niet meer gelijk is.
Een vreemde figuur, want welke kansen door wie benut kunnen worden is heel verschillend. Theoretisch heeft iedereen de kans om naar het conservatorium te gaan, maar slechts zij die voldoende talent en werklust hebben kunnen die kans realiseren. Een verschillende uitkomst is zo afhankelijk van de mogelijkheden van het individu aan de start en die zijn altijd ongelijk. Voor ieder individu zou moeten worden vastgesteld welke kansen het heeft, om er dan voor te zorgen dat dit individu gelijke toegang heeft tot mogelijkheden die kansen te realiseren als anderen met datzelfde uitgangspunt. Een onmogelijke opgave. In de praktijk is er een vrij grof selectieproces voor verschillende opleidings- en scholingsmogelijkheden. De voortdurende pogingen dat selectieproces vooruit te schuiven (brugklas, middenschool) en te vergemakkelijken (afschaffen CITO toets, grotere invloed school-“prestaties” op eindexamen) hebben geen enkel nuttig resultaat opgeleverd.
Reacties
Hoofdstuk 5 ~ Over vrijheid, gelijkheid en broederschap — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>